Quasi nergens weerklinkt optimisme over het zakenleven in 2012. Ook niet onder de Comeos-leden?
D.M.: “Het staat buiten kijf dat het een heel moeilijk jaar wordt. De handel is de laatste jaren vrij goed gespaard gebleven: voorheen was er ondanks het moeilijke klimaat stabiliteit in de retailmarkt, er was zelfs sprake van lichte groei. Nu zullen we eensklaps de gevolgen van liefst twee recessies voelen.
De ommekeer kwam er in september 2011. Voor Jan met de pet was de Dexiacrisis een zware klap en ook de regeringsproblematiek had een sterke invloed op het consumentenvertrouwen. De bevolking weet nog niet precies welke impact de besparingsmaatregelen op hen zullen hebben, maar haalt alvast stevig de broeksriem aan. Het is niet zozeer dat men werkelijk minder middelen heeft – de koopkracht stijgt zelfs licht de laatste jaren – als wel dat men massaal begint te sparen. Inzake persoonlijk sparen is België zelfs een recordland.
Zeker de modesector heeft het daardoor heel erg moeilijk, maar ook de food krijgt het zwaar te verduren: de marges zijn de laatste jaren echt aan het dalen. En we mogen de elektrosector zeker niet vergeten, die zwaar onder druk wordt gezet door een aantal zeer grote spelers. De concurrentie laat de prijzen zakken en sinds een paar jaar volgen de resultaten die neerwaartse lijn.
Ieder jaar opnieuw wordt een nieuw recordaantal faillissementen in de handel genoteerd. Vooral kleine winkeliers met minder mogelijkheden kunnen de eindjes op den duur niet meer aan elkaar knopen. In 2012 zal dat zeker niet verbeteren.”
De retailsector gaat in 2012 dus louter in overlevingsmodus, investeringen en vernieuwingen schuwend?
D.M.: “De meeste ketens zijn nog van plan om te investeren. Om rendabel te blijven, moet je tegenwoordig wel expanderen. Eén jaar geleden – en zelfs deze zomer nog – zeiden onze leden dat ze wilden investeren om kosten te drukken. De vaste kosten zijn zeer hoog, dus hoe groter, hoe minder vaste lasten en hoe rendabeler je als retailer kunt blijven.
Desondanks zeggen ze nu toch investeringsprojecten te zullen uitstellen, al kunnen sommige projecten in deze branche moeilijk worden opgeschort. Een nieuwe winkel openen is natuurlijk een werk van lange adem, dat je niet zomaar de lange baan op kunt schuiven. Ook innovatie blijft een constante: zo zijn heel wat retailers al een poos volop met RFID en e-commerce bezig. Zeker bij de grote spelers zullen de lopende projecten doorgaan, zij het ongetwijfeld met vertraging.”
Zullen grote buitenlandse multinationals hun kans niet schoon zien om de verzwakte Belgische markt binnen te dringen?
D.M.: “Wij krijgen signalen van onder andere Amerikaanse ketens, maar dat heeft weinig te maken met de crisis. Elk jaar willen nieuwe buitenlandse retailers de Belgische markt betreden, gewoon omdat het deel uitmaakt van hun Europese expansie. In veel gevallen is België echter geen prioriteit. Ze gaan voor Frankrijk en Duitsland, en België hangt daar maar wat bij.
Dat heeft ook te maken met de aanpak van de overheden. We moeten onze steden beter profileren in het buitenland; ten opzichte van buitenlandse ketens, maar ook door toeristen aan te trekken met een ‘totaalpakket’. Steden als Gent, Antwerpen en Brussel hebben heel sterke handelskernen én andere (o.a. culturele) troeven die meer samen kunnen gepromoot worden.
Op overheidsvlak zullen we nu echter eerst en vooral moeten zien wat beslist wordt in de drie gewesten. In Vlaanderen is er al de rondzendbrief geweest en ook in Wallonië en Brussel zijn een aantal projecten opgestart. Hoe het beleid concreet zal veranderen, is niettemin nog afwachten.”
Waar staan jullie in de discussie over een beleid van kernversterking versus baanwinkels?
D.M.: “Beide richtingen moeten volgens ons mogelijk blijven. Men mag retailers niet in het ene of het andere dwingen. Voor de kleine ketens die wij vertegenwoordigen is het heel belangrijk binnen de stad kleine oppervlaktes te openen (grote zijn niet haalbaar) én in de rand grotere zaken te kunnen vestigen. Je kunt kleinere ketens die veel ruimte nodig hebben niet dwingen torenhoge huren in de binnenstad te betalen.
Het ene versterkt het andere. Een sterke handelskern is een absolute noodzaak, maar er zijn ook investeringen in de periferie nodig. Vanwege de overheid is vooral flexibiliteit essentieel. Het is immers een flexibiliteit die ook van de handelaars wordt gevraagd. Door het snel veranderende stedelijke en commerciële landschap moeten winkels die ruim twintig jaar goed gelegen waren nu soms verhuizen, waar ze plots veel meer huur moeten betalen, soms amper vijfhonderd meter verder.”
Dan hebben we het nog niet over de nieuwe reuzeshoppingcomplexen als Uplace Machelen. Hoe staat Comeos daar tegenover?
D.M.: “Onze visie is vrij duidelijk: het is gewoon te veel. Vandaag zijn er maar liefst drie grote projecten in en rond Brussel (ook nog Neo en Under the sky, nvdr.) die een reusachtige oppervlakte aan bijkomstige – maar eigenlijk overtollige – handelsoppervlakte zullen creëren, omdat er absoluut geen overleg is geweest tussen de verschillende promotoren, noch met de gewesten.
Als alle drie de projecten hun vergunning krijgen, vrees ik dat ketens zullen gokken op twee van de shoppingcenters of zelfs in alle drie een winkel zullen openen. Na twee à drie jaar zullen ze echter zien dat hun shop in de stad het minder goed doet, dus zullen ze winkels sluiten. Dat betekent op den duur massale leegstand, zoals in steeds meer shoppingcentra al het geval is.”
In 2011 zouden de winkelcentra het niettemin goed gedaan hebben.
D.M.: “In de shoppingcentra is geen algemene lijn te trekken. Er zijn er een aantal die het heel goed doen, andere niet. Het probleem is dat de huurprijzen in winkelcentra vaak heel hoog zijn. De handelaar vergelijkt de vele vastgoedprojecten en probeert er zelf de beste uit te pikken, want de promotoren weten doorgaans zelf niet zoveel van handel af.
Op termijn is dat echter een ‘recipe for disaster’: de immobiliënsector heeft niet dezelfde logica als de handel, dus loopt het vroeg of laat verkeerd. Het is een feit dat we in België minder winkelcentra hebben dan in andere landen, maar dat komt omdat we meer oppervlakte aan straatwinkels hebben. Daar moeten bouwpromotoren en projectontwikkelaars rekening mee houden.”
Welke consumententrends voorspelt u in 2012?
D.M.: “De consument is echt aan het veranderen! Ten tijde van het Fortisschandaal dachten we dat de trend van meer duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen een logische, maar tijdelijke, reactie was. Vandaag zien we dat die behoefte blijft.
Ook de vraag naar ‘value for money’ is een erg belangrijke evolutie. De eigen merken maken al 33% van de markt uit en dat aandeel stijgt jaarlijks. Voor het eerst is vorig jaar ook de hoeveelheid gekochte voedingsproducten gedaald. Mensen proberen minder te verspillen (al is de verspilling nog steeds reusachtig) en minder te kopen.
Het blijft overigens niet beperkt tot voeding. Eind 2011 zagen de modewinkels dat hun collectie feestkleding maar niet verkocht raakte, terwijl de echte winterkleding – die een paar jaar meegaat – het al een aantal seizoenen goed doet. Natuurlijk zullen hypes altijd blijven bestaan, maar geleidelijk aan verschuift de consument toch in de richting van meer duurzame consumptie.”
Zijn de huismerken dan de oplossing bij uitstek voor de retailers?
D.M.: “Eigen merken zijn uiteraard de wapens van distributeurs. Toch hebben ze ook daarop geen hoge marges. Het vormt eigenlijk een tweesnijdend zwaard: enerzijds geven de huismerken de retailers meer vrijheid, anderzijds bleek al uit een onderzoek van de nationale bank dat de prijzen van de huismerken veel beter worden gecontroleerd.
Huismerken houden dus niet tegen dat de marges in de voedingssector dalen. Als Albert Heijn er bijvoorbeeld in slaagt meer winkels te openen, zal de vraag zich stellen of Belgen dezelfde aankoopprijzen kunnen krijgen als de Nederlandse marktleider. Grote producentenmerken hanteren verschillende prijstarieven naargelang het land en het is algemeen geweten dat ze hogere prijzen aan retailers in België vragen dan in Nederland of Frankijk. Ook in dat opzicht wordt het voor de voedingsdistributie een uitdagend jaar.”
Volgens prof. Gino Van Ossel wordt 2012 beslissend voor de e-commerce. Zal het slechte investeringsklimaat dan geen dwarsligger zijn?
D.M.: “E-commerce moet je een beetje los zien van de crisis en andere evoluties. Naast de ‘pure players’ zijn meer en meer traditionele winkels bezig met e-commerce op verschillende niveaus. Veel retailers zien nog niet goed in welke winst ze met e-commerce kunnen maken, maar beseffen dat ze het zich niet kunnen permitteren niet mee te doen.
De internetstrategie is weliswaar erg veranderlijk per keten. De ene start een webshop, de ander beseft dat het internet ook erg belangrijk is qua oriëntering. Het varieert dus van een ‘virtual visit’ over sociale media-acties tot een integrale aanpak.
Ketens die nu al beslist hebben dat ze veel mee met het internet zullen doen, gaan daar in 2012 mee door. Zeker in de elektrosector zal dit jaar zonder enige twijfel flink in e-commerce worden geïnvesteerd. Alles samen maakt e-tail op dit moment circa 3% van de totale handel uit, maar in 2012 neemt dat aandeel zonder twijfel toe.”
De volledige handel wordt daarmee wel ondersteboven gehaald.
D.M.: “Absoluut, de volle impact dringt vaak zelfs nog niet helemaal door. We beseffen immers onvoldoende dat het onze hele manier van handel drijven zal beïnvloeden. Denk maar aan de enorme faciliteiten voor logistiek die we nodig zullen hebben. Internetretail vergt een enorme machinerie achter de schermen. Zijn wij daar – ook sociaal – voor uitgerust? Kunnen wij 24 uur op 24 leveren, zoals de klant verwacht?
Binnen 5 à 10 jaar zal men ook niet meer spreken over ‘e-commerce’, maar is het allemaal gewoon weer ‘commerce’. Met de opkomst van nog nieuwe vormen, zoals sociale en mobiele handel, is de grens volledig aan het wegvallen. Zelfs zogenaamde ‘pure players’ vragen zich meer en meer af of ze toch geen winkels moeten openen. De toekomst is aan een mix van alle mogelijke kanalen.”
Hoe kunnen de fysieke retailers zich wapenen?
D.M.: “Bijna iedereen heeft tegenwoordig al wel een e-commercekanaal of een website. Er zijn zelfs traditionele winkels die een ongelooflijk virtueel bezoek aan hun shop mogelijk maken. Ook in ons land zijn een aantal spelers met enorm spectaculaire projecten bezig waar we de komende maanden resultaten van zullen zien.
Zelfs in de food groeit het belang van e-commerce snel! Het onlinekanaal is misschien qua omzet van minder belang voor hen, maar het valt op dat klanten die online hun boodschappen doen bijzonder trouw zijn. Er is een groep mensen die wekelijks zijn voeding via internet bestelt. Zij vormen een heel solide en groeiende basis. Hoewel die evoluties zeer veel vragen van sommige traditionele (zelfstandige) retailers, zijn onze ketens dat over het algemeen heel professioneel aan het aanpakken.”