Shein overtreedt zowel zijn eigen gedragscode als de Chinese arbeidswetgeving. Werknemers krijgen maar één dag per maand vrij, werken tot de vroege uurtjes en verdienen nauwelijks, blijkt uit een undercoverreportage.
Geen weekends en hoge boetes
Weekends bestaan niet voor de textielarbeiders in de fabrieken van Shein. Ze krijgen slechts één dag per maand vrij. Werkdagen beginnen om 8 uur ’s morgens, maar duren geregeld tot een stuk in de nacht. Wie fouten maakt, krijgt slechts een derde van het al karige loon uitbetaald: de arbeiders werken in één fabriek in de Chinese provincie Guangzhou voor omgerekend 572 euro per maand, in een tweede fabriek krijgen ze 4 cent per kledingstuk. Het is de bedoeling dat ze dagelijks minstens 500 kledingstukken aaneennaaien.
Dat blijkt uit een nieuwe reportage van de Britse televisiezender Channel 4. Voor ‘Inside The Shein Machine’ kon een undercoverreporter voor het eerst filmen in twee fabrieken van de Chinese kledinggigant, die met zijn spotgoedkope ultrafast-fashion de meest gedownloade retailapp is in de Verenigde Staten en een omzet van 16,8 miljard euro zou draaien. De Chinese modereus zou weleens het grootste kledingbedrijf ter wereld kunnen zijn, al biedt het bedrijf weinig transparantie.
Wat de documentaire onthult, is niet alleen in strijd met Sheins eigen gedragscode voor leveranciers maar ook met de Chinese arbeidswetgeving. In China mogen werknemers officieel niet meer dan 40 uur per week werken, al zijn uitzonderingen nog vaak de regel. Shein reageert evenwel in lijn te handelen met de kernwaarden van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) en regelmatig controles uit te laten voeren in de fabrieken. Die controles gebeuren echter niet door erkende, onafhankelijke instanties, zegt NGO Public Eye aan NOS. “Dit soort uitwassen hoort bij ultrafast-fashion. Fabrieken hebben te maken met extreem korte bestel- en leveringstijden, waardoor de druk op kledingarbeiders enorm groot wordt.”