In een nieuw rapport roept mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch de kledingsector op om meer te doen tegen de seksuele intimidatie tegen vrouwen in de kledingfabrieken in Azië.
Wetteloosheid in 59 landen
HRW stelt dat seksuele intimidatie schering en inslag is in kledingfabrieken in Bangladesh, Cambodja, India en Pakistan: landen waar veel internationale modemerken hun kleding laten produceren. In maar liefst 59 landen ter wereld zijn er geen wetten die seksuele intimidatie op het werk regelen, maar ook als de wetgeving bestaat (zoals in Pakistan en India) zijn veel werknemers niet volledig op de hoogte van hun rechten of zijn ze bang voor vergeldingen.
“Vrouwen vrezen vergelding zowel in de fabriek als thuis. Omdat ze ongehuwd zijn en afkomstig uit conservatieve milieus, zijn de vrouwen afhankelijk van de goedkeuring van hun familie om in de fabrieken te werken. Als die families horen van de intimidatie die ze doorstaan, lopen ze het risico te horen te krijgen dat ze niet buitenshuis moeten gaan werken”, schrijft HRW.
Vele vormen
Seksuele intimidatie neemt vele vormen aan, zoals opmerkingen, grappen, knipogen, voorstellen, aanrakingen en beledigingen. “Verbaal misbruik is gebruikelijk in fabrieken in verschillende landen”, gaat het rapport verder: arbeiders uit verschillende landen hebben getuigd over grove beledigingen, die vaak worden geuit wanneer vrouwelijke werknemers vragen hebben over de sanitaire voorzieningen of rustbehoeften tijdens de menstruatiecyclus.
Soms strekt seksuele intimidatie zich zelfs uit tot situaties buiten de werkplek: een Indiase kledingarbeidster die in het rapport wordt geciteerd, zei dat haar opzichter meermaals belde na de werkuren met het verzoek om seksuele gunsten. In ruil beloofde hij haar lichter werk en meer pauzes. Toen ze naar de personeelsdienst stapte, werd het voorval geminimaliseerd en werd haar gezegd dat ze ermee zou moeten leren omgaan.
Aanbevelingen
HRW roept de kledingsector op om een nieuwe conventie van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) te steunen om geweld en intimidatie op het werk aan te pakken. “Regeringen en bedrijven die zich inzetten voor gelijkheid op de werkplek moeten de oproep van die werknemers ondersteunen. Ze moeten stemmen voor een bindende ILO-conventie in 2019, wanneer die wordt besproken op de Internationale Arbeidsconferentie in Genève. Dat zal op zijn beurt de weg effenen voor mensenrechtenorganisaties over de hele wereld om te protesteren tegen achterblijvende wettelijke hervormingen of aan te dringen op betere handhaving van bestaande wetten “.
Daarnaast adviseert de organisatie merken om niet langer afhankelijk te zijn van sociale audits, omdat die niet zijn toegerust om seksuele intimidatie op het werk op te sporen en aan te pakken. Het zou beter zijn om werknemers buiten de werkplek te interviewen om volledige vertrouwelijkheid te garanderen. Maar merken en fabrieken betalen vaak een beperkt bedrag voor dergelijke audits, waardoor ze meestal korte groepsinterviews op locatie uitvoeren. Het is onwaarschijnlijk dat werknemers de waarheid zullen onthullen wanneer managers precies weten wie er wordt geïnterviewd. In een groep zijn mensen ook geneigd om niet te praten over gevoelige onderwerpen, vooral als de groep bestaat uit zowel mannen als vrouwen.
HRW besluit het rapport met een vijftal concrete aanbevelingen voor de wereldwijde kledingbedrijven:
-
Steun publiekelijk een ILO-verdrag om geweld en intimidatie op het werk aan te pakken
-
Publiceer de algemene lijst met fabrieken waarmee ze samenwerken.
-
Voer periodieke onderzoeken uit om gendergerelateerd geweld en intimidatie op het werk in elk productieland te onderzoeken.
-
Merken moeten vragen en in kaart brengen of de fabriek waar ze bestellingen plaatsen zusterbedrijven heeft die eigendom zijn van dezelfde moedermaatschappij.
-
Onderneem stappen om de inkooppraktijken van het bedrijf te onderzoeken om risico’s op misbruik in de toeleveringsketen te voorkomen.