Rechters kijken naar elkaar
Het gerechtelijke kluwen rond de hele sperperiode begint meer en meer een Gordiaanse knoop te worden, waarbij de ene rechter naar de andere kijkt en op de beslissing van een derde rechter wacht. “Met deze beslissing plaatst het Brusselse Hof van Beroep zich in het rijtje van gerechtelijke instanties die wachten op de bewuste uitspraak van het Hof van Cassatie. Eerder beslisten ook de rechtbanken van Leuven en Dendermonde om dezelfde reden al geen uitspraak te doen in andere zaken tegen ZEB”, klinkt het bij de modeketen.
“Dat Hof van Cassatie wacht op zijn beurt naar het antwoord van het Europees Hof van Justitie op een prejudiciële vraag”, zegt Christine Mattheeuws van het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen. Het Europees Hof had al in juli 2011 geoordeeld dat de sperperiode niet wettig is wanneer zij enkel dient om de consument te beschermen maar dat ze wél wettig is indien ze tot doel heeft oneerlijke concurrentie tussen de marktspelers te vermijden. “NSZ heeft samen met de vorige federale regering steeds gesteld dat de sperperiode er is om oneerlijke concurrentie tussen handelaars te voorkomen.”
“Wij zijn geen cowboys”
Dat zien ze bij ZEB wel even anders: “ZEB steekt zijn nek uit in het belang van de consument en voor vrij ondernemerschap. We hebben absoluut niet de ambitie om de cowboys van de sector te zijn”, beweert CEO Luc Van Mol. “We zijn er vast van overtuigd dat de huidige regelgeving over de koopjeswet veel beter kan en blijven aan de kar trekken tot er een oplossing gevonden wordt die beter is voor alle partijen. ZEB is tot op heden door geen enkele rechtbank veroordeeld voor inbreuken op de koopjeswet.” De modeketen weet zich alvast gesterkt door de Europese Commissie, die ons land al heeft opgedragen de sperperiode zoals ze nu bestaat op te heffen, omdat de huidige regels haaks staan op de aanbevelingen van Europa.
Het NSZ vindt dat de toestand al lang genoeg heeft geduurd: hoewel de zelfstandigenorganisatie voorstander is en blijft van het behoud van de speriode, “is er nu bovenal nood aan duidelijkheid: ofwel blijft ze bestaan, ofwel wordt ze afgeschaft. We vragen bovenal rechtszekerheid.”