Het Europese Hof van Justitie heeft vandaag, weliswaar onrechtstreeks, bevestigd dat de sperperiode voor de koopjes strookt met de Europese regels over oneerlijke handelspraktijken. Zelfstandigenorganisatie Unizo, fel voorstander van de sperperiode, reageert tevreden.
Hof beslist om niet te beslissen… of toch?
Het Hof kreeg van de rechtbank in Dendermonde de vraag om zich uit te spreken over de wettelijkheid van de sperperiode naar aanleiding van de zaak-ZEB. Die kledingketen treedt regelmatig openlijk de regels omtrent de sperperiode met voeten omdat volgens hen de sperperiode onwettelijk is, maar de rechter wou zich niet uitspreken voordat Europa duidelijkheid verschafte.
Die duidelijkheid is er in theorie nog steeds niet, want het Hof kaatste de bal terug: de Belgische rechter moet uitmaken wat het juiste doel is van de sperperiode. Is dat de bescherming van de consument, dan schendt de sperperiode de Europese regels inzake handelspraktijken. Als de sperperiode echter is ingesteld om de concurrentie tussen handelaars te reguleren, heeft het Hof geen problemen met de sperperiode.
Aangezien het Hof van Cassatie (in het zogenaamde Inno-arrest) en de Belgische regering eerder al meermaals lieten weten dat het doel van de sperperiode de bescherming van handelaars is, lijkt deze uitspraak de geldigheid van de sperperiode te bevestigen.
“Voldoende munitie voor veroordelingen”
Unizo reageerde alvast tevreden op de beslissing. “Met deze uitspraak en het zogenaamde Inno-arrest van het Hof van Cassatie samen hebben lagere rechtbanken nu voldoende munitie in handen om overtredingen in de sperperiode te bestraffen”, zegt juridisch adviseur Antoon Schockaert van Unizo.
Unizo verwacht wel dat rechtbanken voor uitspraken in concrete dossiers nog zullen wachten op het antwoord van het Europees Hof op een soortgelijke vraag van het Hof van Cassatie. Dat wordt in de loop van volgend jaar verwacht.