Kledingpolitiek of discriminatie
De toen 17-jarge Samantha Elauf solliciteerde in 2008 voor een baan als verkoopster op de kinderafdeling bij de kledingketen Abercrombie & Fitch. Ze kreeg een goede beoordeling van een assistent-manager, die haar bij de regiomanager aanbeval om te worden aangenomen. Bij de overdracht van het dossier vertelde de assistent-manager er echter bij dat de betrokkene een zwarte hoofddoek droeg en dat dit wellicht was om religieuze redenen. Daarop veranderde de regiomanager de score van de sollicitante en liep ze de job mis.
Toen de zaak voor de rechter belandde, sprak een lagere rechtbank zich uit in het voordeel van de sollicitante, maar in beroep veranderde dit: het zou aan de sollicitante geweest zijn om een uitzondering op de kledijcode te vragen wegens religieuze redenen. Volgens Abercrombie & Fitch passen hoofddoeken immers niet in de kledingcode van het bedrijf, die geen zwarte kleding en geen hoofddeksels toelieten. Elauf reageerde daarop door te stellen dat ze niet op de hoogte was van de kledingpolitiek van het bedrijf.
Ruimte voor religieuze uitingen
Nu ligt de zaak via de tussenkomst van de US Equal Employment Opportunity Commission voor bij het hooggerechtshof, waar negen rechters zich moeten buigen over de vraag of werkgevers ruimte moeten laten voor religieuze overtuigingen.
Abercrombie wierp alvast op dat het niet kan weten dat sollicitanten aan bepaalde uitingen vasthouden uit religieuze overwegen als ze dat niet spontaan vertellen. “Anders moeten we onze mensen trainen op het herkennen van stereotypen.” Bij de behandeling van het dossier leken de rechters evenwel in het voordeel van de moslima te tenderen.
Inmiddels heeft het bedrijf de kledingcode voor werknemers overigens aangepast: hoofddoeken mogen, maar zwart is nog steeds verboden.