“Collectieve verantwoordelijkheid”
De rechtbank van Dacca heeft het licht op groen gezet voor de vervolging van Sohel Rana (35), de eigenaar van de beruchte textielfabriek Rana Plaza die in april 2013 instortte. Samen met nog 40 anderen – ateliereigenaars en bouwingenieurs – moet hij terechtstaan voor ‘moord’ en ‘inbreuken op de bouwwetgeving’ die aan de basis lagen van de instorting, waarbij naast 1.100 doden ook nog eens 2.500 gewonden vielen.
Sohel Rana werd enkele dagen na die noodlottige 24 april 2013 gearresteerd aan de grens met India, toen hij Bangladesh probeerde te ontvluchten. Sinds getuigenissen over hoe hij honderden mensen hardhandig het bouwvallige atelier injoeg de dag van de ramp, is Sohel Rana ‘publieksvijand nr. 1’ in Bangladesh.
“Dit is de ergste industriële catastrofe uit de geschiedenis van Bangladesh”, zegt de chef van het gerechtelijk onderzoek, Bijoy Krishna, aan het Franse persbureau AFP. “Die 41 mensen hebben een collectieve verantwoordelijkheid bij de massamoord op meer dan 1.100 onschuldige mensen.”
Bangladesh is ’s werelds tweede grootste exportland van confectiekleding. Tot vandaag doen er zich nog geregeld ongelukken voor in confectieateliers. Eind juni vindt de eerste hoorzitting plaats. Als de beklaagden veroordeeld worden voor moord, riskeren ze de doodstraf.