Het is geen prettige dag voor Tony’s Chocolonely. De pleitbezorger van de Lage Landen voor eerlijke chocolade is zijn “officiële” erkenning kwijt bij de organisatie Slave Free Chocolate. Een wel erg streng oordeel, dat getuigt van weinig oog voor het bredere plaatje.
Wanpraktijken
Voor alle duidelijkheid: slaven- en kinderarbeid is nog steeds een groot probleem in de productieketen van chocolade, en het is eentje waar hard tegen moet opgetreden worden. Het is dus niet dat de mensen van Slave Free Chocolate een verkeerde strijd aan het voeren zijn, wel integendeel.
Maar de reden waarom Tony’s Chocolonely nu uit de gratie valt, getuigt wel van weinig oog voor het ultieme doel: die wanpraktijken definitief uit de wereld helpen. Concreet: Tony’s Chocolonely houdt zich netjes aan de criteria die Slave Free Chocolate hanteert. Te weten:
-
Alle cacaobonen zijn perfect traceerbaar tot bij de producenten, waar er geen sprake is van kinder- of slavenarbeid.
-
Op de website wordt al vanaf de homepage sterk gehamerd op de problematiek in de huidige cacao-industrie.
-
Het bedrijf neemt zelf initiatieven om zijn landbouwers te ondersteunen, van het meest evidente (een faire prijs betalen) tot meer doorgedreven acties (opleidingen organiseren).
Dat volstaat echter niet om uit te wissen waar Slave Free Chocolate zo hard over struikelt: het feit dat Tony’s Chocolonely gebruik maakt van de installaties van chocoladereus Barry Callebaut voor de finale productie van zijn chocoladerepen. Een gigant die, ondanks het onderkennen van het probleem en het engagement om tegen 2025 “in regel te zijn”, vandaag niet kan garanderen dat er in zijn aanvoerketen geen sprake is van kinder- of slavenarbeid.
Guilty by association
Dus, oordeelt Slave Free Chocolate, houdt Tony’s Chocolonely met zijn partnerschap dat nefaste systeem in stand. Guilty by association. Nochtans valt er veel te zeggen voor het tegenargument van Tony’s Chocolonely: door op grote schaal eerlijke chocolade te produceren, bewijst het bedrijf dat zijn model toepasbaar kan zijn op de hele chocolade-industrie. En dat vlak onder de neus van een van de globale giganten in de industrie. Dat lijkt ons een overtuigender strategie dan hoog van de toren te blazen vanuit een klein atelier dat geen noemenswaardige volumes kan draaien.
Met zijn ingreep schiet Slave Free Chocolate in eigen voet, of zelfs in beide voeten. Want enerzijds plooit de organisatie op die manier weer terug op z’n niche met een ‘heiliger dan de paus’-mentaliteit. Het bedrijf vindt daarbij plots een nieuw criterium uit om chocoladeproducenten op af te rekenen: associatie met een andere fabrikant die (nog) niet binnen de lijntjes kleurt. En anderzijds wordt het initiatief weer wat meer een puur (Latijns-)Amerikaans feestje. Een blik op de lijst van – grotendeels onbekende – fabrikanten die wel nog genade vinden bij de organisatie leert dat de Europese aanwezigheid in die lijst zich beperkt tot een handjevol producenten uit Oostenrijk, Ierland, Spanje en Duitsland (post-brexit tellen we de Britse namen in de lijst even niet mee).
Eigen fabriek
Kortom: voor Tony’s Chocolonely is de schrapping van de lijst – want het gaat hier voor alle duidelijkheid niet om een label of keurmerk – vanuit PR-standpunt vervelend. Maar het mag ook niet gedramatiseerd worden. De beste weg vooruit voor het bedrijf is het weer afstoffen van de plannen voor een eigen fabriek, die in volle coronacrisis werden opgeborgen. Als die plannen alsnog werkelijkheid worden, staat Tony’s Chocolonely weer een stap dichter bij zijn doel: aantonen dat volledig eerlijke chocolade ook op grote schaal kan gefabriceerd én verkocht worden.