Voedingsmultinationals leveren nog te weinig inspanningen om hun producten gezonder te maken, zegt de Access to Nutrition Foundation. Nestlé, Unilever en Danone behoren tot de besten van de klas.
Goed en slecht nieuws
Multinationale voedingsbedrijven hebben een grote impact op de eetgewoonten van miljoenen mensen. Daarom onderzoekt de Global Access to Nutrition Index (ATNI) elke twee jaar hoe de 22 grootste voedingsbedrijven bijdragen tot problemen als overgewicht en ondervoeding. Hoewel veel voedingsmultinationals claimen dat ze hun producten gezonder maken, blijkt uit een analyse van meer dan 23.000 producten in negen landen dat amper één derde van die producten echt gezond mag worden genoemd. De fabrikanten hanteren dus minder strikte definities inzake gezonde voeding. Unilever bijvoorbeeld beweert dat 35% van z’n producten gezond is, terwijl dat volgens het onderzoek slechts 10% is.
Nestlé leidt de rangschikking met bovengemiddelde prestaties in alle categorieën van de index en verbetering op de meeste vlakken. Unilever staat op twee, Danone op drie. De grootste vooruitgang boekt FrieslandCampina, dat vier plaatsen stijgt in de ranking, onder andere dankzij een meer verantwoorde marketingstrategie. Negen bedrijven behaalden een score van 5 op 10 of meer, terwijl dat er in 2016 slechts twee waren. De gemiddelde score steeg van 2,5 naar 3,3, maar blijft toch laag.
“Er is goed en slecht nieuws”, vindt Executive Director Inge Kauer van de Access to Nutrition Foundation. “We zien dat een aantal bedrijven hun engagement verhogen om verschillende aspecten van de voedselproblematiek aan te pakken, maar fabrikanten moeten hun woorden ook omzetten in daden en duidelijke, verifieerbare doelstellingen formuleren om de gezondheid van hun assortimenten te verbeteren.”