Le Pain Quotidien doet 13 van zijn verkooppunten dicht, op dit moment “voor onbepaalde tijd”. De sluitingen komen er omdat er nog onvoldoende zicht is op een heropening van de horeca, aldus de bakkerij- en lunchketen.
Niet houdbaar
“Met gesloten restaurants en te weinig steun is dit niet houdbaar”, kondigt Le Pain Quotidien de tijdelijke sluiting van 13 vestigingen aan. Dat is ruim de helft van alle Belgische verkooppunten van de keten. De bakkerijen gaan voor “onbepaalde tijd” dicht.
De beslissing komt er na het recentste overlegcomité, waar paradoxaal net voor het eerst over een mogelijke heropening van de horeca is gesproken. Cafés en restaurants zouden, onder voorbehoud, misschien op 1 mei mogen heropstarten.
Toch is Le Pain Quotidien zwaar ontgoocheld: de belofte is te vaag en er is “te weinig vooruitzicht op concrete steun van de overheid”. Voor de ontbijt- en lunchketen is het pas weer haalbaar om alle vestigingen te heropenen als klanten zowel buiten als binnen aan tafel mogen consumeren.
Gebrek aan overheidssteun
Het is duidelijk dat het voorbije jaar een aderlating was voor de formule, die in het voorjaar van 2020 al een doorstart moest maken na financiële moeilijkheden. Na een jaar “doorbijten” en “tot op het laatste moment proberen om open te blijven” gooit de keten de handdoek nu in de ring.
Concreet gaan vier vestigingen in Antwerpen (Steenhouwersvest, Graanmarkt, Kievit en Leopold de Waelplaats), twee winkels in Brussel (Tour & Taxis en Koningengalerij), de bakkerij op de Gentse Korenmarkt, Brugge, Mechelen, Luik, Waterloo, Overijse en Waver tot nader order dicht.
De keuze voor de vestigingen is gemaakt op basis van de winstgevendheid: het zijn locaties waar minder wordt afgehaald, en de omzet dus het sterkst is teruggevallen. CEO Annick Van Overstraeten laakt tegenover De Tijd het gebrek aan overheidssteun tijdens de coronapandemie: “De ontvangen en/of beloofde steun dekt voor onze vestigingen in België amper 1,5% van de vaste kosten. Als we diezelfde oefening doen voor de winkels in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Nederland komen we uit op respectievelijk 31,4, 32,8 en 50,5%. In die landen blijft ons verlies beperkt, in België niet.”