Onlangs ving professor Johan Albrecht, milieueconoom van de Universiteit Gent, nogal wat media-aandacht met zijn boek Het gewicht van vlees (uitgegeven bij Pelckmans). Wij wilden hem zelf ook enkele vragen stellen vanuit het perspectief van de voedingsindustrie.
Carnivoor of herbivoor?
U lijkt wel op kruistocht tegen vlees…
Een kruisvaarder ben ik zeker niet! Mijn uitgangspunt is dat er rond een aantal chronische aandoeningen een ernstig informatieprobleem heerst. Dat heb ik zelf ondervonden, toen ik bij een bloedcontrole te horen kreeg dat het cholesterolgehalte in mijn bloed te hoog was en de arts geen link legde met mijn voedingsgewoonten. Hij vertelde letterlijk dat voeding amper of geen impact heeft op cholesterolwaarden. In de praktijk zijn er wel opties om je voeding aan te passen, met als gevolg een lagere cholesterol en bloeddruk. Een hoofdzakelijk plantaardig dieet met zo weinig mogelijk dierlijke producten is daarvoor een interessante optie. Sinds 1990 weten we ook dat een 100% plantaardig dieet het enige dieet is dat aderverkalking kan omkeren. De keuze voor een plantaardig dieet laat ook toe om de medicatie tegen diabetes type 2 af te bouwen. Te weinig mensen weten dat en dat is een gemiste kans.
Vlees is slechts een deel van het verhaal.
Inderdaad, maar wel een niet onaanzienlijk deel, onder meer ook omdat de vleesproductie een belangrijke ecologische voetafdruk achterlaat, en daar ben ik als econoom die zich bezighoudt met klimaatbeleid en energiesystemen, uiteraard gevoelig voor. Men verlegt de discussie wel eens naar de vraag: zijn mensen nu carnivoren (vleeseters) of herbivoren (planteneters)? Het is duidelijk dat we omnivoren (alleseters) zijn, maar wel met de meeste gemeenschappelijke elementen met de herbivoren. Onze voorouders aten slechts occasioneel vlees.
Wat zijn argumenten contra en pro vlees?
Er is wetenschappelijk een link gelegd tussen leven in een cultuur waarin men amper vlees eet, en een hoge gemiddelde leeftijd die gepaard gaat met vitaliteit. Een dieet dat dominant plantaardig is, is vezelrijk en dat is belangrijk voor onze immuniteit. Vezels zijn brandstof voor je goede bacteriën en immuniteitscellen; een te lage consumptie van vezels speelt een rol bij de totstandkoming van chronische ziekten. Voordelen van vlees zijn de aanwezige vetten, die hun nut bewijzen in barre omstandigheden, en een vitamine als B12, die ontbreekt in een 100% plantaardig dieet, wat een pijnpuntje is voor wie strikt geen dierlijke producten eet. Al de rest – inclusief eiwitten – haal je ook uit groenten en fruit, noten, peulvruchten…
Externe kosten doorrekenen
Zijn er ook geschikte alternatieven?
Veel hangt af van je levensstijl. Hoe zijn je bloedwaarden? Wat is je energiebehoefte? Bij een passieve levensstijl is die laag en is er dus geen nood aan een hoge concentratie van vetten en koolhydraten in je voeding. Voor bepaalde gezondheidsaspecten kan vis, naast groenten en fruit, iets extra’s bieden, maar dan moet je weer uitkijken over welke soorten we het hebben. Vis uit kwekerijen krijgt dikwijls een andere voeding dan wilde vis. De industrie heeft ook vegetarische alternatieven ontwikkeld en de supermarkten bieden alsmaar meer producten aan op basis van tofu, quorn en dergelijke. Daarnaast is er ook nog imitatievlees. Voor wie wil afwisselen en af en toe eens geen vlees wil eten, kan een groenteburger uitkomst bieden, waardoor je je klassieke voedingspatroon en kookgedrag kunt behouden. Minpunt is dat aan die vegetarische alternatieven vaak heel wat vetten en suikers zijn toegevoegd…
En er is ook de ecologische voetafdruk…
Een vervelende moeilijkheid in de economie is het bepalen van de juiste prijs. Voor veel producten – niet alleen vlees – heeft men de neiging om in de prijs geen rekening te houden met de zogenaamde ‘externe kosten’, zoals bijvoorbeeld de kost van milieuvervuiling. Die kost komt hoe dan ook ergens terecht, en vertaalt zich onder meer in gezondheidsproblemen of in lasten die toekomstige generaties moeten dragen. Als je de effectieve schade zou doorrekenen in de prijs, ligt de prijs van heel wat producten hoger, wat de vraag wellicht zou beperken. Zo kun je de consumptie sturen in de richting van producten met een lagere externe kost, wat beter is voor onze maatschappij en voor onze economie.
CO2-taks: ja of neen?
Dat brengt ons naadloos bij een CO2-taks?
Wel, de vleesproductie brengt een ‘externe kost’ met zich vanwege de hoge CO2-uitstoot, die niet wordt doorgerekend. Ik heb de CO2-intensiteit voor verschillende vleessoorten berekend en voor rundsvlees zou de CO2-kost per kilo 1,20 euro bedragen, terwijl hij voor varkensvlees slechts 0,20 euro zou bedragen, en voor gevogelte zelfs amper 0,05 euro. Met een CO2-taks zouden producten die meer schade berokkenen aan het milieu, in verhouding ook meer in prijs toenemen dan andere, waarna vraag en aanbod zich zullen aanpassen. Een dergelijke belasting internaliseert dus de externe kost en dat helpt mensen om de juiste beslissingen te nemen in functie van de aanpak van de milieu- en klimaatproblemen waar we mee kampen.
Daarvoor is dus langetermijndenken nodig.
Inderdaad, want je zet de kracht van marktmechanismen eigenlijk in om gedragsverandering te induceren. Op zoek naar marktaandeel en groeikansen zal de voedingssector bijsturen. Dat gebeurt niet op korte termijn, want alles moet eerst bezinken, maar op lange termijn is er wel een effect. Een suikertaks op gesuikerde frisdranken bijvoorbeeld zal ongetwijfeld op termijn een effect hebben op obesitas, zoals landen laten zien waar zo’n taks is ingevoerd en waar die frisdranken 15-20% duurder zijn. De consument past zich aan en de markt verschuift.
Maatschappelijk engagement
Viseer je daarmee de vleesindustrie niet?
Absoluut niet! De redenering geldt in principe voor alle voedingswaren. De overheid moet de moed hebben om zo’n taks in te voeren én om er vervolgens expliciet rond te communiceren. Zo’n maatregel zal behoorlijk wat aandacht trekken en dus is het noodzakelijk om hem goed te duiden. Het fiscale instrument is tegelijkertijd een communicatietool die motiveert tot een gedragswijziging. In het consumptiegedrag zit trouwens een mate van elasticiteit, die wel voor verschuivingen zorgt, maar niet per se voor een globale daling van de consumptie. We hebben berekend dat de omzet in rundsvlees als reactie op zo’n taks misschien wel met 8% zal dalen, maar dat tevens de consumptie van gevogelte met dik 10% zal stijgen.
Kortom, de markt blijft gewoon in evenwicht.
De globale omzet daalt niet omwille van zo’n taks. De vraag naar vlees zit trouwens nu al in een neerwaartse lijn en het maatschappelijk engagement dat spreekt uit zo’n fiscale maatregel, zal zeker niet voor rampspoed zorgen in de vorm van een lawine van faillissementen of zo. Er zullen ongetwijfeld winnaars en verliezers zijn, maar die zullen er op termijn sowieso zijn. Overigens, waarom zou de consument niet meer willen betalen voor vlees uit een duurzame veeteelt? De taks is een prikkel tot transformatie.
De tijd begint te dringen
“Wie de maatschappelijke ontwikkelingen in de richting van een klimaatbeleid wil afhouden – dat komt onvermijdelijk op ons af – zal over vijftien of twintig jaar niet meer mee kunnen.” Milieueconoom professor Johan Albrecht van de Universiteit Gent is categoriek. “Veeboeren en de voedingsindustrie zullen de CO2-impact mee moeten helpen indijken. In sommige landen zie je alternatieven opduiken. In Duitsland bijvoorbeeld is de gespecialiseerde keten Veganz in opmars. Die verkoopt 100% plantaardige producten en voert een gamma van 5000 referenties. 6% van de Duitse bevolking eet al overwegend vegetarisch. Zo ontstaat een mooie nichemarkt, waarin het mogelijk wordt om je met rendabele marges te profileren.”