Het bedrag dat Europese consumenten aan dagelijkse boodschappen hebben besteed, is in het laatste kwartaal van 2018 met 2,3% gestegen. Dat is wel een verzwakking vergeleken met de groei van 3,8% in het derde kwartaal. Ook de discounters ondervinden een vertraging.
Verzwakkende economie
De volumes vielen in Europa terug met 0,4%, terwijl de prijzen stegen met 2,7%. Het is de laagste volumegroei sinds het eerste kwartaal van 2017. Voor het volledige jaar bedroeg de groei 3,1%, exact hetzelfde cijfer als in 2017. Verschillende indicatoren wijzen op een vertraging van de economie in grote Europese landen, zo blijkt: “De totale uitgaven in Europa zijn beïnvloed door een vertraging in grote economieën zoals Duitsland en Italië, en een lagere consumptie in landen als het VK”, zegt Pedro Lima, die aan het hoofd staat van onderzoeksbureau Nielsen in de Benelux.
“Volgens Nielsen is de groei van de discounters in West-Europa ook vertraagd tot +2%, hetzelfde niveau als dat van de supermarkten of hypermarkten. De verkoopcijfers worden beïnvloed door een terugval in promoties door discounters en ook een vertraging van de verkoop bij de convenience-winkels, die worden beschouwd als een groeidrijver in FMCG.”
Cijfers per land
Met een nominale groei van 0,2% staat België op de 26e plaats van de 28 landen. De volumes daalden met 1,3%, terwijl de prijzen met 1,6% omhoog gingen. Het gemakskanaal groeide wel met 5,8%. In Nederland daalden de volumes met 0,5%, terwijl de prijzen stegen met 2,3%, wat leidde tot een nominale groei van 1,7%.
Turkije blijft de hoogste jaar-op-jaargroei vertonen (+ 24,2%), wel mede als gevolg van inflatie. In het vierde kwartaal was er echter sprake van een daling van de volumegroei (-2,7%). Andere landen met een hoog groeicijfer zijn Hongarije (+5,5%), Polen (+4,3%), Noorwegen (+2,7%) en Zweden (+ 2,2%). Anderzijds had Zwitserland (-0,4%) zelfs helemaal geen groei. Van de vijf grootste West-Europese markten behaalde Spanje het hoogste groeipercentage (+ 2,2%), gevolgd door Italië en het Verenigd Koninkrijk (respectievelijk 1,4% en 0,8%), terwijl Duitsland bleef steken op een nulgroei.