Unilever kondigt aan dat het aanslepende juridisch conflict met dochterbedrijf Ben & Jerry’s, over de verloop van de ijsjes in Palestijnse gebieden die Israël bezet houdt, is opgelost. Het lijkt er echter vooral op dat ijsjesmerk Ben & Jerry’s heeft moeten inbinden.
Toch op Westelijke Jordaanoever
Het conflict duurde meer dan een jaar, en eindigt nu in een wel erg karige mededeling: “Unilever is verheugd te kunnen aankondigen dat het geschil met het onafhankelijke bestuur van Ben & Jerry’s is opgelost.” Meer wil het bedrijf niet kwijt, maar de Israëlische licentiehouder – en spilfiguur in de kwestie – wil dat wel.
“Er verandert niets aan de overeenkomst die ik eerder dit jaar met Unilever heb gesloten”, zegt Avi Zinger aan Bloomberg. De distributeur mag het Ben & Jerry’s-ijs zowel onder de Hebreeuwse als de Arabische merknaam in heel Israël en op de illegaal bezette Westelijke Jordaanoever “tot ver in de toekomst” blijven produceren en verkopen, klinkt het.
Precies dat laatste wilde het geëngageerde ijsmerk nochtans voorkomen. Meer zelfs, het was de basis van de hele strijd. Ben & Jerry’s, dat zich onder meer achter holebirechten en de Black Lives Matter-beweging schaart, besloot in 2021 dat het geen ijs meer zou verkopen in die bezette Palestijnse gebieden, die volgens internationaal recht illegaal bezet zijn.
Ijskoude douche voor Ben & Jerry’s?
Omdat die beslissing bij joodse investeerders heel zwaar viel, verkocht Unilever daarop de distributierechten in Israël op eigen houtje aan lokale licentiehouder. Dat druiste dan weer in tegen het onafhankelijke bestuursrecht én het merkimago vond het rebelse dochtermerk, dat Unilever voor de rechter sleepte.
In een eerste rechtszaak werd Unilever in het gelijk gesteld, maar in september probeerde Ben & Jerry’s de Israëlische verkoop nogmaals te stoppen. Er blijkt nu een akkoord te zijn gevonden, maar op het eerste zicht niet een waarbij de ijsproducent zijn zin krijgt.