Met een nieuwe belasting viseert de Britse regering in de eerste plaats buitenlandse techbedrijven als Amazon, Google en Facebook. Binnen de Europese Unie verloopt de discussie over zo’n taks momenteel erg moeizaam.
Europese verdeeldheid
De nieuwe begrotingsplannen van de Britse regering voorzien voor buitenlandse technologiegiganten een taks van 2% op de omzet die ze in het Verenigd Koninkrijk realiseren. Voorwaarde is dat ze winst maken en een zakencijfer van meer dan 500 miljoen pond (bijna 570 miljoen euro) genereren. De taks zou binnen twee jaar al zo’n 400 miljoen pond (bijna 450 miljoen euro) moeten opbrengen.
Er weerklinkt in Europa al langer kritiek op de grote technologiebedrijven, die hier wel grote omzetten realiseren maar in verhouding slechts minimale belastingen betalen, onder andere doordat ze zich vestigen in fiscaal aantrekkelijke landen. Op die manier vormen ze oneerlijke concurrentie voor lokale bedrijven. Eerder kondigden daarom onder andere Frankrijk en Duitsland al aan dat ze voorstander zijn van een Europese digitaks (ook wel ‘Amazon-taks’ genoemd) van 3%. Er bestaat daarover wel een principeakkoord, maar de verdeeldheid is groot.
Intussen werkt men aan internationale regels binnen de OESO, maar ook dat proces verloopt langzaam. Brits minister van begroting Philip Hammond wil daar niet op wachten. Het invoeren van een digitaks is omstreden omdat het risico bestaat dat Europa investeringen zou mislopen of een achterstand zou oplopen inzake digitale innovatie. Bovendien wekt het de ergernis op van de Verenigde Staten.