Dat baanwinkels het goed doen en vele troeven hebben, betekent niet meteen het einde van de stadswinkels, stelt vastgoedconsulent Cushman & Wakefield.
Recordjaar
Ondanks de opkomst van de e-commerce groeide de retailmarkt in België vorig jaar met liefst 22%. In totaal was er in 2018 een take-up van 431.000m², een absoluut record volgens vastgoedmakelaar Cushman & Wakefield. Iets meer dan de helft daarvan (225.000m²) wordt ingenomen door baanwinkels. Maar ook de andere retailsegmenten, stedelijke shoppingcentra en winkelstraten, doen het over het algemeen goed. Alleen winkelstraten op secundaire locaties komen onder druk te staan.
Het succes van ‘out-of-town retail’ komt onder meer door een aantal specifieke troeven. Baanwinkels zijn (meestal) vlotter bereikbaar en toegankelijk. De oppervlaktes zijn bovendien groter en de huurprijzen liggen er lager dan in de stadscentra. “Al die voordelen trekken zowel klanten als retailers aan. Denk maar aan Lidl, Jumbo, Albert Heijn, Action en Jysk”, zegt Stijn Thomas, Partner Capital Markets Retail in een persbericht.
Complementair
Vaak wordt gezegd dat baanwinkels de stadscentra leegzuigen, maar dat klopt niet volgens Cushman & Wakefield. Beide segmenten trekken andere types klanten aan, stelt Stijn Thomas. “Een baanwinkelklant heeft een hele andere typologie dan een stadsklant. Ook in aanbod zijn er essentiële verschillen. Meubelzaken, DIY-zaken, cash&carry-zaken,… zijn vaak gesitueerd in baanwinkels, omwille van de grote beschikbare ruimte en een noodzakelijke parking. Bovendien focussen retailers zich vaak niet langer op één segment. Met andere woorden, de segmenten zijn complementair”.