De wildgroei van baanwinkels weegt op de mobiliteit en de leefbaarheid en zet druk op de handel in de stadscentra. In Antwerpen, Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant gaan gemeenten het probleem nu over de grenzen heen aanpakken.
Langetermijnvisie
Tussen 2008 en 2017 is de detailhandel langs steenwegen met 260% toegenomen, tot een totale winkeloppervlakte van ruim 1,6 miljoen m². Om het probleem aan te pakken, moeten gemeenten samenwerken, aangezien de grote steenwegen niet stoppen aan de gemeentegrenzen. Dat gebeurt nu ook: drie provincies bundelen de krachten om een langetermijnvisie te ontwikkelen, met de steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Tijdens een congres afgelopen maandag stelden ze een actieplan voor onder het motto ‘Baanbrekend winkelen’. Beleidsmaker kunnen voortaan vier zones aanduiden langs de steenwegen. een winkelrijke zone, een clusterzone, een winkelarme zone en een no go zone.
In die laatste wordt de openbare ruimte behouden, en hersteld als er al handel aanwezig is. Retailers mogen blijven (maar niet uitbreiden) zolang hun vergunning loopt, daarna worden alternatieven gezocht. In winkelarme zones wordt detailhandel ontmoedigd: nieuwe baanwinkels worden beperkt, bestaande mogen maximaal 10% uitbreiden. Wie bereid is te verhuizen, kan steun krijgen. Nieuwe clusterzones zullen focussen op grootschalige detailhandel. Ze moeten vlot bereikbaar zijn met de auto maar ook met de fiets en het openbaar vervoer. Winkelrijke zones tenslotte worden voorbehouden voor de stadskernen.
De voorbije twee jaar golden de N70 van Antwerpen naar Gent en de N10 van Lier naar Aarschot als model steenwegen voor het project. Dertien gemeenten hebben een engagementsverklaring ondertekend om de nieuwe aanpak in de praktijk om te zetten.