Een leefbaar loon voor de arbeiders in Aziatische textielfabrieken: het is slechts één van de stappen die Zeeman neemt in de richting van een duurzamer textielindustrie. De retailer wil zichzelf niet op een voetstuk plaatsen, wel een aanjager zijn in de sector.
Geen fastfashion
Van een discounter als Zeeman verwacht je misschien niet meteen een rol als voorloper op het vlak van duurzaamheid, maar schijn bedriegt: “We zijn een discounter, maar ook een familiebedrijf. We willen ervoor zorgen dat het bedrijf op alle mogelijke manieren voor de volgende generaties gezond blijft. Dat betekent een duurzame groei op commercieel vlak, maar ook duurzame groei die niet ten koste gaat van mens en milieu,” zegt Arnoud van Vliet, die sinds 2011 bij Zeeman werkt als manager duurzaamheid en kwaliteit. “Ik denk dat het hele retailspeelveld tegenwoordig inzet op duurzaamheid, in minder of meerdere mate. Wij waren er inderdaad wat eerder bij: de laatste vier à vijf jaar hebben we een versnelling gemaakt en zijn we zichtbaarder geworden.”
Zeeman investeert in duurzaamheid, maar garandeert ook de laagst mogelijke prijzen, is dat geen lastige spagaat? “Er zijn veel factoren die een prijs bepalen. We hebben de afgelopen jaren gezien dat grondstoffenprijzen stijgen, de vrachtkosten stijgen, in Europa stijgen ook de loonkosten, en ook in onze toeleveringsketen. Dat wij lage prijzen kunnen voeren en ook met verantwoord ondernemen bezig zijn, heeft met onze bedrijfsvoering te maken. Bij ons ligt de focus niet op fastfashion met snel wisselende collecties elke zes weken, maar wel op basiskleding en textiel: sokken, ondergoed, T-shirts… Dan heb je minder goederen die je hoeft af te prijzen. Er gaat vaak veel budget zitten in het afprijzen, dat is bij ons nihil, dus kunnen we met wat lagere marges werken.”
Vier pijlers
Begin dit jaar heeft Zeeman een stakeholderdialoog gehouden, met alle partijen, om de duurzaamheidsstrategie aan te scherpen. Die steunt op vier pijlers, legt van Vliet uit. “Op sociaal vlak focussen we ons op veilige arbeidsomstandigheden en leefbaar loon. Qua milieu focussen we ons op de voetafdruk op artikelniveau: we bekijken de milieu-impact, we verzamelen data over energie, waterverbruik, CO2-uitstoot… en dit voor het hele traject van de katoenplant tot in de winkel. De Europese wetgeving gaat dat ook van ons vragen de komende jaren.”
De derde pilaar is circulariteit. “We zien de grondstoffen schaars worden, de transportkosten stijgen, dus hoe mooi zou het zijn als je lokaal circulaire businessmodellen kan opzetten? Daar hebben we nu iemand voor vrijgemaakt, een inkoper circulariteit die zich gaat bezighouden met het verduurzamen van ons assortiment met circulaire items, lokaal.” Pijler vier is kwaliteit: “Als je ervoor zorgt dat de kwaliteit van je spullen goed blijft zodat mensen langer mee kunnen doen dan is dat per definitie heel duurzaam.”
Tweedehands
Circulariteit staat nog in de kinderschoenen, maar Zeeman zet stappen. “We zijn begonnen met de verkoop van tweedehandskleding, in twee Belgische en zes Nederlandse winkels. Dat willen we verder opschalen. We willen ook onze klanten meenemen in het belang van circulariteit. In Nederland weet ik dat 55% van de kleding die door consumenten wordt weggedaan, bij het restafval gaat. Dan is het niet meer te hergebruiken. We zijn in Nederland daarom al gestart met het inzamelen van kledij. In België willen we dat ook gaan opstarten. Dan krijg je een stuk engagement met je klanten. We moeten het samen doen.”
De ingezamelde kledij gaat naar Het Goed, een kringloopwarenhuis. “Een deel kopen we terug om te verkopen in onze winkels, een ander gedeelte wordt elders verkocht, nog een deel is bestemd voor downcycling, bijvoorbeeld om er isolatiemateriaal van te maken, en van een aantal procent worden nieuwe vezels gemaakt. Dat moet groter worden: op dit moment zijn het nog proefprojecten, maar we zetten er vol op in en we willen een versnelling maken. We bekijken of we lokaal een bij Zeeman passend artikel kunnen laten maken. We denken nu aan een theedoek bijvoorbeeld.”
Geen voetstuk
“We willen onze verantwoordelijkheid nemen als bedrijf, maar het is zaak dat je je interne collega’s hierin meeneemt, en ook je klanten. We vertellen er steeds meer over in onze commercials, in onze folders, op onze website… Dat heeft wel tijd nodig. En de juiste boodschap: we gaan nooit zeggen van ‘kijk ons eens goed bezig zijn’. We willen onszelf niet op een voetstuk plaatsen, wel delen waar we mee bezig zijn en waarom we dit zo belangrijk vinden. We willen klanten bewust maken van deze thema’s en tonen hoe wij ermee omgaan.”
Een mooie illustratie is het recente leefbaar loonproject, in samenwerking met de Nederlandse babywinkel Prénatal, in een gedeelde fabriek in India. “We verkopen allebei baby- en kinderkleding en we delen een leverancier waar we van oudsher allebei produceren. Samen hebben we er een aandeel van 90% in de productie. We hebben de berekening gemaakt: wat is het laagste loon hier en wat is het leefbaar loon, en we dichten dat gat voor ons productie-aandeel. Ook de Schone Kleren Campagne is erbij betrokken.”
Twee routes
Zeeman wil twee wegen bewandelen, zegt van Vliet: “Enerzijds willen we op fabrieksniveau, alleen of samen met partners, lessen gaan leren door pilots te starten. We beseffen ook dat we niet altijd zo’n bereidwillige medestander als Prénatal zullen vinden. Dan willen we alvast zelf het initiatief nemen. Als het dan een tijd draait, kan je actief andere klanten van die fabrikant benaderen, of ze willen bijdragen.”
Maar de andere route is minstens zo belangrijk: “We willen op sectoraal niveau, met alle betrokkenen, in gesprek gaan zodat we van elkaar kunnen leren en op grotere schaal kunnen gaan werken. Dan moet je samenwerken met werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties, lokale overheden, vakbonden, concullega’s en de Fair Wear Foundation, die onze fabrieken audit.” Het is complexe materie, maar daardoor wil het bedrijf zich niet laten verlammen.
Hefboomeffect
De ambitie is niet min: Zeeman wil in z’n grootste productielanden elk jaar een nieuwe pilot starten. “We hadden er al eentje in Pakistan. We beginnen met de grootste leveranciers, waar je het grootste productie-aandeel hebt en dus het grootste verschil kan maken.” De retailer wil zo in 2024 een leefbaar loon mogelijk maken voor z’n aandeel in de productie bij drie leveranciers in elk van de vijf productielanden Pakistan, China, Bangladesh, India en Turkije.
Het invoeren van een leefbaar loon heeft niet alleen heeft invloed op de betrokken leverancier maar ook op nabijgelegen leveranciers – wanneer in een regio waar meerdere fabrieken zitten één fabriek meer gaat betalen, dan brengt dat wel iets teweeg op lokaal vlak. Een leefbaar loon is daarnaast een ‘enabling right’, het heeft een belangrijk hefboomeffect, zegt van Vliet: “Op het moment dat mensen een leefbaar loon krijgen, zie je dat minder gezinsleden hoeven te werken omdat het hoofdinkomen voldoende is. Dat de noodzaak om overuren te maken, minder is. Vaak komt er dan sociale dialoog tot stand, veel meer op basis van gelijkwaardigheid. Het zet echt iets in werking.”