Cambodja: “Onze leden eisen 160 dollar”
In beide landen zijn de protesten al een tijdje aan de gang: zo waren er in Cambodja al felle protesten in mei en november, waarbij kwam een vrouw om het leven en tientallen mensen gewond raakten door het harde optreden van de politie. Vorige week legden zo’n 300.000 textielarbeiders het werk neer in Cambodja.
Tijdens de staking werden veel fabrieken gesloten, uit angst voor vernielingen. Dat zou de textielindustrie in het land ongeveer 7 à 11 miljoen euro per dag gekost hebben. Uit angst voor grotere verliezen werd het minimumloon daarom al opgetrokken van 95 dollar (69 euro) naar 100 dollar (73 euro) per maand, vanaf fabruari.
De Cambodjaanse textielarbeiders eisen echter 160 dollar (117 euro) per maand. “Zolang we dat niet krijgen, blijven we protesteren,” aldus de voorzitter van de vakbond aan WWD. Volgens arbeidsrechtorganisatie Solidarity Center is de verhoging wel een eerste stap, omdat het aantoont dat de regering bereid is om te onderhandelen.
Haïti: arbeiders vinden eerste verhoging lachwekkend
Ook in Haïti werd het minimumloon onlangs verhoogd, na protesten in de hoofdstad Port-au-Prince. Het gaat om een verhoging van 200 Haïtiaanse gourde (3,65 euro) naar 225 gourde (3,73 euro). Haïti 17, de vakbond voor de textielsector, noemt de verhoging belachelijk laag en eist een minimumloon van 500 gourde (8,29 euro) per dag, wat arbeiders volgens hen nodig hebben om te voldoen aan hun basisbehoeften.
90 procent van de export in Haïti wordt gedaan door de textielindustrie, die het land jaarlijks 440 miljoen euro opbrengt. In totaal werken er 31.000 mensen in de sector. Fabrikanten vrezen dat ze niet meer zullen concurreren met andere landen als de loonkosten verder stijgen, die volgens al vier keer hoger zijn dan in Bangladesh.