Een Antwerpse vrederechter heeft geoordeeld dat een horeca-uitbater geen huur verschuldigd is voor de periode waarin hij zijn zaak verplicht moest sluiten door de coronamaatregelen.
Rechtsonzekerheid
De uitspraak heeft betrekking op de zogenaamde eerste lockdown, vlak na het uitbreken van de coronacrisis. De verhuurder van het pand was naar de rechter gestapt om achterstallige huurgelden te recupereren, maar kreeg geen gelijk. De rechter oordeelde dat de huurder geen huurgeld moet betalen, aangezien hij in de betrokken periode ook geen ‘rustig huurgenot’ had waarbij hij zijn klanten kon ontvangen, schrijft Het Nieuwsblad. De verhuurder legt zich niet neer bij de beslissing van de rechter en heeft al beroep aangetekend.
De uitspraak is geen unicum. In een gelijkaardige zaak oordeelde een Brusselse vrederechter eerder dit jaar ook al dat een uitbater van een Di-filiaal geen huur moest betalen voor de lockdown-maanden, omdat hij niet in staat was zijn winkel uit te baten en dus ook geen tegenprestatie (de huurgelden) moest leveren.
Niet voorzien op coronacrisis
Toch krijgt de huurder niet altijd gelijk. Sommige vrederechters oordeelden dat de huurders geen overmacht konden inroepen en werden verplicht om de huur alsnog te betalen. Dat was onder meer het geval in Hoei, waar een Quick-restaurant weigerde huurgeld te betalen.
Dat soortgelijke geschillen soms tot totaal tegengestelde uitspraken leiden, komt volgens erevrederechter Jan Nolf door het feit dat het huurrecht niet berekend is op grote crisissen als de coronapandemie. “De rechtsregels zijn niet opgesteld met een pandemie in het achterhoofd, waarbij de overheid de horeca maandenlang verplicht om de deuren gesloten te houden. Vrederechters begeven zich daardoor op onbekend terrein en moeten voor een stuk gaan interpreteren.” Nolf denkt wel dat er later meer eenduidigheid zal komen, “wanneer hogere rechtbanken de uitspraken van de vrederechters tegen het licht houden.”