Dat 2020 een rampjaar is voor de Belgische retailsector, daar is iedereen het over eens. Maar hoe kom je zoiets te boven? Retailers moeten zich heruitvinden, zegt Vlerickdocent Gino Van Ossel, ondanks hun lege kassa’s.
Bestaande trends versneld
De nieuwe bescherming tegen faillissementen door de Belgische regering komt mogelijk niks te laat: het aantal falende retailbedrijven en ketens dat schuldbescherming zocht, loopt dit jaar sowieso al hoog op – van Brantano tot Wibra. Uiteraard hebben de coronapandemie en de twee daaropvolgende lockdowns daar veel mee te maken.
Veel, maar ook niet alles, merkt Vlerickdocent Gino Van Ossel op in L’Echo: het gaat meestal om retailers die het al voor de coronacrisis moeilijker hadden – bedrijven die al kampten met trends die tijdens de pandemie nog verder versnelden, zoals verscherpte concurrentie uit het buitenland, e-commerce en een zwakke marktpositionering. Bovendien is er de groeiende vraag naar duurzaamheid, terwijl succesvolle buitenlandse merken groots uitpakken met blitse flagshipstores die echte ‘show’-rooms zijn en volop inzetten op technologie.
Nood aan ademruimte
Aanpassen is dus de boodschap, maar hoe? “Ketens moeten durven nadenken over het verkleinen van hun voorraad, het verkleinen van hun oppervlakte en de echte functie van de fysieke winkel”, raadt Gino Van Ossel aan. Dat wegsnijden zal helaas niet zonder bloeden kunnen: in sommige sectoren zijn nu eenmaal nog te veel fysieke winkels én te veel spelers, meent de marketingprofessor. Ook een optimale logistiek wordt noodzakelijk.
Zulke investeringen zijn natuurlijk moeilijk in tijden van crisis, net wanneer ze het hardst nodig zijn. Ook staan banken noch investeerders momenteel te springen om financiering te bieden. “Zelfs met een goed businessplan is het moeilijk om financiering te vinden”, aldus Van Ossel. Stemmen gaan daarom op om extra overheidssteun te voorzien, zodat retailers een of twee kwartalen ademruimte krijgen om zich voor de toekomst klaar te maken.