De coronacrisis zadelt de Belgische voedingssector op met een omzetverlies van zowat 30%. Om na een recordjaar 2019 weer snel uit het dal te geraken, vraagt sectorfederatie Fevia opnieuw een verlaging van taksen en bijdragen.
“Fabrikanten verhoogden prijzen niet”
De coronacrisis heeft er ook bij de voedingssector stevig ingehakt. Hoewel de verkopen in de foodretail toenamen, was er een grote impact door de sluiting van de horeca en de daling van de export. Daardoor was er in de eerste maanden van dit jaar een gemiddeld omzetverlies van zowat 30%.
Eind april diende 70% van de bedrijven een aanvraag in voor tijdelijke werkloosheid als gevolg van het coronavirus, goed voor 30% van de werknemers. Sommige fabrikanten ondervonden liquiditeitsproblemen doordat klanten hun facturen niet meer betaalden. Investeringsplannen worden uitgesteld, het ondernemersvertrouwen is momenteel historisch laag.
Corona veroorzaakte ook stijgende kosten, maar de meeste bedrijven hebben die hogere factuur niet doorgerekend aan hun klanten, verzekert Fevia-voorzitter Jan Vander Stichele: de prijsverhogingen in de supermarkten werden volgens hem niet veroorzaakt door de fabrikanten. “Nee, ze werden veroorzaakt door de promoties die on hold werden gezet. Daar zitten wij voor niets tussen en dat gaat zich normaliseren. Fabrikanten hebben de hogere kosten door de coronamaatregelen niet doorgerekend aan de klanten.”
“Stop met ons te bedelven onder de taksen”
Er zijn ook positieve punten: de voedingsbranche is een essentiële sector gebleken en is erin geslaagd de voedselbevoorrading tijdens de lockdown te verzekeren. “Ik hoop dat de Belgische consument zich dat zal blijven herinneren.” Dat de belangstelling voor lokale voeding in volle coronacrisis is toegenomen, helpt ook: “We moeten hier nu samen weer uit geraken.” Fevia wil de dalende curve snel weer omhoog, onder het motto ‘reverse the curve’. “De voedingsindustrie heeft bewezen een potentiële motor van economisch herstel te zijn, maar die motor zal niet vanzelf aanslaan.”
Hoewel de sector gelooft in de eigen kracht, kijkt ze toch ook naar de overheid: het belangrijkste knelpunt is de ‘lasagne’ aan bijdragen en taksen die maakt dat Belgische voedingsproducten vaak duurder zijn dan die van de buurlanden, en die ook grensaankopen populair maakt. “België is een open economie. We geloven in ons eigen verhaal, maar stop met ons te bedelven onder de taksen. Als de consument de keuze heeft, zal die wel voor onze producten kiezen. Hetzelfde geldt voor buitenlandse klanten.”
Dreigende brexit en protectionisme
De voedingsindustrie, die sterk afhankelijk is van de export, vraagt een gelijk speelveld. Een grote dreiging is de brexit: mogelijk komen er invoertarieven op 85% van de export naar het Verenigd Koninkrijk. Met een gemiddeld tarief van 18% zou dat een bedrag betekenen van 321 miljoen euro, op een export van 2,1 miljard.
Op de interne Europese markt verzet Fevia zich tegen ‘gastro-nationalisme’: als er protectionistische reflexen opkomen in Nederland en Frankrijk, samen goed voor 75% van de export binnen de EU, dan heeft dat grote gevolgen. Groot potentieel ziet Fevia in de verre export, met name naar Azië. De sector wil verder investeren in digitale transformatie en circulaire economie. Bijzondere aandacht verdient ook de arbeidsmarkt, met investeringen in duaal leren en opleidingen naar knelpuntberoepen.
2019 was overigens een bijzonder goed jaar voor de voedingsindustrie: de omzet groeide met 6% tot een kleine 55 miljard euro. De impact van grensaankopen werd voor een stukje teruggedrongen. De investeringen stegen met 8,8% naar 1,8 miljard euro. De export steeg met 2,5% tot 27 miljard euro. Dat vertaalde zich in extra jobs: het aantal arbeidsplaatsen steeg met 2% tot 94.631. Daarmee is de voedingsindustrie de grootste industriële werkgever van het land.