De coronacrisis – en in het bijzonder het tijdelijke promotieverbod – heeft winkelen de voorbije maanden effectief duurder gemaakt, blijkt uit cijfers van het Prijzenobservatorium. Door de forse daling van de energieprijzen bleef de koopkracht van de consument wel bewaard.
Beperkte inflatie
Tijdens de eerste drie maanden van het jaar bedroeg de totale inflatie in België hooguit 1%, stelt het Prijzenobservatorium. Dat was vooral het gevolg van de ineenstortende olieprijzen: door de uitbrak van de coronacrisis daalde de vraag naar olie en andere brandstoffen spectaculair waardoor er een overaanbod ontstond. In maart lagen de prijzen van stookolie (-26,5%), aardgas (-16,8%), motorbrandstoffen (-16,1%) en elektriciteit (-8,3%) ver beneden het niveau van een jaar geleden.
Het Prijzenobservatorium stelde wel vast dat de impact van het coronavirus op de prijzen in april een stuk groter was dan in maart. Vooral het promotieverbod in de supermarkten, dat op 18 maart werd ingevoerd, zou voor een stevige prijsverhoging gezorgd hebben. Met die maatregel wilde de regering het hamsteren tegengaan, maar veel bleek dat niet te helpen en het verbod werd intussen weer opgeheven.
Uit de cijfers blijkt dat voeding afgelopen maand 1,68% duurder is geworden. De prijs van verse groenten steeg zelfs met bijna 10%. Ook voor reinigings- en onderhoudsproducten moest 6,5% meer betaald worden. “Dat zijn typisch producten waar promoties voor gelden, en nu niet mogelijk waren”, citeert De Standaard het Prijzenobservatorium.