Om een economische catastrofe te vermijden, moeten non-foodwinkels zo snel mogelijk weer de mogelijkheid krijgen om te openen. Dat vindt althans retailfederatie Comeos. Het enige geldige selectiecriterium daarbij is het respect voor de strikte voorzorgsmaatregelen.
10% van de omzet
De verplichte winkelsluitingen door het coronavirus beteken een economische catastrofe voor de non-food retailers, zegt Comeos-topman Dominique Michel: “Van een normale maandomzet van 3,7 miljard euro blijft momenteel nog amper 10% over. Dus per week spreken we van een omzetverlies van 835 miljoen euro… Dit is catastrofaal. Alleen al de modesector verliest 140 miljoen euro per week of 23 miljoen euro per dag. Voor de andere sectoren kan je dezelfde oefening maken. Veel ceo’s signaleren me grote problemen, sommigen bereiden nu al het faillissement voor. We moeten oppassen dat de gezondheidscrisis geen sociale crisis wordt…”
Het probleem is dat de inkomsten wegvallen, maar dat de meeste vaste kosten zoals huur of eerder gemaakte bestellingen gewoon blijven doorlopen. Enkel de personeelskosten zijn grotendeels weggevallen, dankzij het systeem van tijdelijke werkloosheid. Uit een enquête bij de Comeos-leden bleek begin april al dat meer dan één op de twee retailers geen geld meer in de kassa had om zijn facturen te betalen. Het ging daarbij zowel om kleine als grote winkelketens.
Bovendien wijst Comeos erop dat de handel een grote impact heeft op de rest van de economie. “We staan voor 11% van de toegevoegde waarde in België. Als de handel het niet goed doet, dan veel andere sectoren ook niet. Denk aan de bouw: alle winkelrenovaties liggen nu stil. Er is ook een directe impact op de begroting: stel dat we morgen kunnen heropenen en tegen 50% van onze capaciteit kunnen werken – want niemand gelooft dat we gaan werken zoals voor de coronacrisis – dan levert dat de staatskas wekelijks 100 miljoen euro op aan btw- en rsz-inkomsten.”
Geen oneerlijke concurrentie organiseren
Op basis van welke criteria kan een heropening van de winkels plaatsvinden volgens de handelsfederatie? Een aantal criteria zijn zinloos, zegt Michel: “Je moet niet gaan segmenteren naar winkeloppervlakte, zoals Duitsland en Oostenrijk. Dat is een slecht idee: we hebben de afgelopen weken bewezen dat er geen verschil is tussen groot en klein. Zowel bij mijn bakker – waar maximaal twee personen in de winkel mogen komen – als in mijn supermarkt, worden de voorschriften goed gerespecteerd.”
Een selectie volgens sector is evenmin een goed idee: “Dat is oneerlijke concurrentie organiseren. Meer en meer hebben winkels immers een breed assortiment.” De horeca zal wél langer moeten wachten, om dat het daar extreem moeilijk is om veilige afstanden te respecteren: “We werken aan een plan dat we later zullen presenteren.” En ook het aantal winkels is geen selectiecriterium: “Hoe meer winkels de deuren openen, hoe beter de spreiding van de klanten. Je wil die niet concentreren over een beperkt aantal winkels.”
Welk criterium kan dan wel een basis zijn? “Ons criterium voor de opening van non-food winkels is het eenvoudigste en het moeilijkste tegelijk: de mogelijkheid om de gezondheid van de medewerkers en de klanten te verzekeren. Winkels zullen de strikte maatregelen moeten volgen die vandaag al gelden in de supermarkten en de doe-het-zelfzaken. Als een keten met honderd winkelpunten die voorzorgsmaatregelen maar kan garanderen in zeventig van zijn winkels, dan moeten er dertig gesloten blijven. Dat is niet aangenaam of makkelijk, maar we hebben geen keuze.”
De ene winkel is de andere niet, er zullen adviezen volgen naargelang de situatie: “Denk aan de paskamers in modewinkels: we adviseren om ze niet te gebruiken, behalve als ze gedesinfecteerd kunnen worden na elk gebruik. Ook bij kappers zullen specifieke maatregelen moeten gelden. We werken concrete plannen uit die we nu met onze leden bespreken.” Retailers hebben zich tot nu toe verantwoordelijk getoond, vindt Michel: “Alle winkels die nu open zijn hebben de voorschriften goed gevolgd, en een aantal zaken sloten uit eigen beweging hoewel ze open mochten blijven – denk aan sommige drive-in restaurants.”