Misschien zou je er niet meteen aan denken om in Aarschot te gaan shoppen en er aansluitend een recreatief dagje uit van te maken. Toch pretendeert de Parel van het Hageland – zelfs al eens “New York aan de Demer” genoemd – wel degelijk rijp te zijn om die rol waar te maken.
Goed ontsloten
Op een grondgebied dat groter is dan dat van Leuven telt Groot-Aarschot (inclusief de deelgemeenten) toch niet meer dan 30.000 inwoners. Naast het kernwinkelgebied van de stad is er in Rillaar nog wel een tweede handelskern, maar die is meer buurtondersteunend. Baanwinkels zijn er nabij de stad niet zo veel en grootschalige retailprojecten ook niet. De grootste ‘concurrenten’ zijn Leuven, Heist-op-den-Berg en Diest, dat een centrum heeft dat vergelijkbaar is met dat van Aarschot, en ook het Gouden Kruispunt in Sint-Joris-Winge.
“Van oudsher is er hier aan de Demer ambachtelijke bedrijvigheid geweest,” vernemen we van schepen Bert Van der Auwera, “maar intussen neemt Aarschot alle functies waar van een centrumstad. Zo gaan er hier onder meer dagelijks tienduizend kinderen naar school.” Aan de Bonewijk vertrekt een langgerekt winkelgebied van een kleine kilometer, dat zowat halfweg de Demer kruist en via de Grote Markt verder loopt. Onderweg kom je winkelstraten tegen als Martelarenstraat, Theo De Beckerstraat, Diestsestraat en Leuvensestraat.
Het gebied eindigt op het Schaluin, aan de Knoet, een bekend café dat als referentiepunt geldt. Met een treinstation niet ver van waar de bedrijvigheid is, een grote parking (Demervallei met 700 plaatsen) even kortbij aan de andere kant, en twee uitritten van de E314 nabij de stad is er op het vlak van bereikbaarheid en ontsluiting niet meteen een probleem. “Onze Mobiscore is goed,” zegt Van der Auwera met een niet mis te verstane knipoog.
Knelpunten aanpakken
Zoals wel meer steden is Aarschot nog een beetje aan het zoeken wat het goede evenwicht is tussen gratis versus betalend parkeren. Voorts wil de stad met een verkeersluwe Grote Markt en veranderde rijrichtingen in de omliggende straten de doorstroom door de stad ontmoedigen, ten voordele van circulatie rondom, richting de grote randparkings. Niet alle handelaars in het centrum zijn even gelukkig met die initiatieven uit het recente verleden, maar wellicht raakt een en ander mettertijd wel ingeburgerd… Een groot deel van het kernwinkelgebied is overigens een ‘fietszone’ geworden, wat betekent dat auto’s er mogen rijden, maar dat ze achter de fietsers moeten blijven.
Een ander werkpunt is de leegstand. “Aarschot doet het zeker niet slechter dan andere steden”, betoogt operationeel centrummanager Jennifer Op de Locht namens CityD: “Gemiddeld ligt de score rond 8,3% en dat percentage daalt. Er zijn nogal wat lokale verschillen. De Martelarenstraat, die 20-30 jaar geleden dé winkelstraat was, laat bijvoorbeeld een wat grotere leegstandsconcentratie zien, waarvoor uiteenlopende factoren een verklaring kunnen bieden. We zijn ons alleszins bewust van de problematiek en weten dat het een belangrijk werkpunt voor de nabije toekomst is.”
Kwaliteit is wervend
Een manier om er iets aan te doen is onder meer een subsidie voor pop-ups, waarvan al veel starters gebruik hebben gemaakt. Verschillende zijn overigens nadien gebleven. Zo ook Heidi Schellens, die met haar schoenwinkel Bottine in een zijstraat van de Martelarenstraat succes boekt. “Door zo’n subsidie durf je sneller de stap te zetten om te ondernemen, en de leegstand biedt kansen voor nichespelers om snel te groeien, als je investeert en keuzes maakt in een richting waarin je meerwaarde kunt creëren.”
De differentiatie die ontstaat door gekende retailers af te wisselen met startende nichespelers trekt mensen aan. “Het is de kunst om iets unieks aan te bieden, waarvoor er toch voldoende draagvlak is bij het publiek,” denkt Schellens. “Botinne mikt op producten met een ecologische invalshoek, of waarbij aspecten als fairtrade, vegan of recycling een rol spelen. Ze zijn dan misschien net iets duurder, maar mensen komen toch terug, vooral jongeren, als de producten hen aanspreken, en omdat ze kwalitatief beter gemaakt zijn.”
Kleine panden, hoge prijzen
Tot tien jaar geleden zijn nogal wat retailers uit Aarschot weggetrokken, omdat ze op zoek waren naar panden met een grotere oppervlakte en daarvan had Aarschot nauwelijks aanbod. Om aan die vraag tegemoet te komen, is in het woonproject De Torens ook 5000 m² winkelruimte voorzien voor spelers die grotere panden zoeken. “We willen liever een boost in het centrum creëren, dan een vlucht uit het centrum naar de uitvalswegen te veroorzaken,” geeft Van der Auwera aan.
Ook al neemt de vraag naar grotere panden wat af, toch laat de bezettingsgraad in het centrum soms nog wat te wensen over. “Veel eigenaars van panden leven nog te veel in het verleden,” zo vermoedt naamgenoot en neef Clement Van der Auwera, die ondervoorzitter is van middenstandsraad MIA en uitbater van enkele horecazaken. “Ze vragen soms prijzen die echt niet van deze tijd zijn.” Het centrummanagement probeert actief te sensibiliseren rond die problematiek en tracht potentiële huurders en kopers rond het juiste pand samen te brengen met de eigenaars, vult Op de Locht aan.
Samenhorigheid opzoeken
Mensen samenbrengen om ideeën uit te wisselen en creatief met problemen om te gaan: dat is ook de doelstelling van de handelaarsorganisatie vzw Aarschot Parelt. Voorzitster Kristien Haepers legt uit hoe de stad Aarschot Parelt ondersteunt met een subsidie. “Alle straten zijn in de vzw vertegenwoordigd, zodat we een breed draagvlak hebben voor de evenementen die we opzetten. Een promotietaks van de stad voor braderijen en opendeurdagen is na protest weer afgevoerd.” Na een tijd van versnippering is nu eenheid in de maak.
Samen met het nieuwe gemeentebestuur moeten overlegorganen als Aarschot Parelt en MIA, de middenstandsraad, voor een vers elan en voor meer samenhorigheid zorgen. Het centrummanagement fungeert als go-between tussen en adviseur van de verschillende betrokkenen en de stadsdiensten. Een stadsmagazine, een stedelijke website en een Facebook-pagina zijn de belangrijkste kanalen om de marketing mee te verzorgen, al zou het nog net wat dynamischer en een tikkeltje overtuigender mogen…
Op naar het digitale tijdperk
In tijden waarin e-commerce opgang maakt, ziet een stad als Aarschot voor zichzelf een rol weggelegd als ontmoetingscentrum voor mensen op zoek naar beleving en naar elkaar in de openbare ruimte. “Mensen hebben misschien minder tijd om een eigen tuin te onderhouden bijvoorbeeld”, suggereert Bert Van der Auwera. “Verpozen in een netjes verzorgd stadspark kan dan een valabel alternatief zijn.” De fysieke winkels in het stadscentrum maken mee deel uit van die beleving.
Schellens vertelt uit ervaring: “Megaverkoop realiseer je online ook niet; een flink stuk is trouwens voor de buitenlandse markt bestemd. Via de webshop kun je wel shoppers van rondom Aarschot, maar ook van verderaf, naar het centrum lokken. Een webshop is als een extra etalage, die een ruime zichtbaarheid genereert. Waarom zou de stad niet een platform kunnen creëren waarop lokale handelaars samen zichtbaar zijn,” suggereert Heidi nog. “Met het aanvullende aanbod kunnen we elkaar onderling alleen versterken.”