Peas & Love, dat stadsboerderijen uitbaat op Brusselse en Parijse daken, is bijna klaar met een kapitaalsverhoging van 1,5 miljoen euro: er is wereldwijde vraag naar zulke verticale tuinen.
Wereldwijd vraag naar Brusselse stadsboerderijen
De Brusselse uitbater van de verticale en stedelijke mini-boerderijen krijgt aanvragen van over de hele wereld, zegt oprichter Jean-Patrick Scheepers in De Tijd: vandaag heeft het bedrijf zeven stadsboerderijen, op daken in Brussel en Parijs, maar ook Londen zou zijn zinnen op de stadsmoestuinen hebben gezet en ook in Dubai is er vraag.
Met zijn stadsmoestuinen richt Peas & Love zich vooral tot particulieren, die er tuintjes van 3 m² kunnen huren met een plantenbak en een verticale plantenmuur. Het bedrijf plant er zestig verschillende gewassen, van kruiden tot pompoenen en frambozenstruiken. Peas & Love neemt het onderhoud voor eigen rekening, klanten hoeven enkel te oogsten.
7.000 m² op daken
Op dit moment zijn er 7.000 m² aan boerderijen, onder meer op het dak van outletcenter Cameleon (Brussel) en hotel Yooma en BNP Paribas Real Estate (beide in Parijs). Tegen volgend jaar wil Scheepers in die twee steden dubbel zo veel stadsmoestuinen, waarna lanceringen in Lyon en Rijsel volgen. Binnen de vijf jaar mikt de ondernemer al op honderd boerderijen in Europa.
Peas & Love is dan ook bezig met een kapitaalverhoging van 1,5 miljoen euro, die bijna is afgerond. Eerder haalde de startup ruim een miljoen euro op, maar om de huidige plannen te realiseren zal Scheepers wellicht nog eens 5 à 8 miljoen euro moeten binnenrijven.
Hoe efficiënt is verticaal boeren?
Stadslandbouw is duidelijk ‘hot’, maar werkt het ook? De universiteit van Wageningen onderzoekt in samenwerking met TU Delft hoe efficiënt verticaal tuinieren nu eigenlijk is. Tegen 2050 zal naar schatting immers 67% van de wereldbevolking – tegen dan bijna 10 miljard mensen – in steden wonen. Om aan die vraag te kunnen voorzien, moet de voedselproductie met liefst 70% naar omhoog. Vormen stadsboerderijen, met verticale moestuinen of zogeheten plantenfabrieken, de oplossing?
Nederlands onderzoek wil nagaan hoe haalbaar verticale landbouw is, door de benodigde grondstoffen – water, elektriciteit, CO2, landoppervlakte en financiële middelen – te vergelijken met de output en met klassieke landbouw. Eind 2019 moet de studie worden afgerond. Vooral het energieverbruik van zo’n landbouwsysteem is een belangrijke vraag, meent onderzoeker Luuk Graamans. Hoewel de gesloten verticale landbouw minder water en zuurstof verbruikt dan ‘gewone’ serres, zou het kunnen dat de hoge densiteit, het beperkte volume en het gebrek aan natuurlijke ventilatie meer koeling en dampafzuiging vergt.
“Ik wil de kostprijs berekenen, maar niemand kon tot nu toe echt accurate cijfers bezorgen”, aldus Graamans tegenover Foodnavigator. Er zijn echter nog vragen: kan de restenergie bijvoorbeeld gebruikt worden voor andere zaken, zoals pakweg het verwarmen van huizen in de buurt? De onderzoeker gelooft ook in kruisbestuiving en samenwerking tussen stadslandbouw en traditionele landbouw in de toekomst.Toch is de sector nog in volle evolutie, ook wat de efficiëntie betreft: zo laat Scheepers in De Tijd optekenen dat de productiviteit van een perceel in drie jaar tijd is verdubbeld: “We zitten nu al aan 40 kilo oogst per jaar.”